Rotor Deconstruction

Designbureau
Rotor
Opdrachtgever
Rotor DC

Rotor Deconstruction is een afdeling van Rotor, een Brussels collectief.

Door Leen Creve

Rotor is opgericht in 2005 en heeft als doel het promoten en faciliteren van het hergebruik van bouwonderdelen om zo tot een beter en efficiënter gebruik van grondstoffen te komen. Het richt zich vooral op het ontginnen van herbruikbare materialen uit de afbraak van naoorlogse en moderne architectuur.

In 2012-2013 maakte Rotor een studie van de bestaande handelaars in tweedehandsbouwmaterialen in België. De resultaten hiervan staan op Opalis. Veel van deze handelaren focussen, ondanks een professionalisering van de sector, op rustieke materialen bestemd voor de (neo-)rurale markt. Slechts enkelen richten zich op onderdelen uit kantoorgebouwen, nochtans de grootste groep van gebouwen die afgebroken worden in stedelijke omgevingen zoals het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Rotor zag een nood en een noodzaak en richtte Rotor Deconstruction op. 

Bekijk hier ons gesprek met Rotor Deconstruction.
Rotor Deconstruction uit Vilvoorde werd opgericht door het architectenbureau Rotor, dat de jury prees voor hun voortreffelijk samensmelten van theorie, praktijk en artistieke interpretatie, en wordt nu verkozen tot winnaar van de Company Award. Dit omdat het sinds de start consistent en consequent acties opzet om het hergebruik van bouwmaterialen in de architectuur en de interieurinrichting te stimuleren, steeds met de meerwaarde van een ethische, en vooral toegankelijke artistieke blik.
Waar in oorsprong Rotor Deconstruction vooral is ontstaan met een focus op semi-industriële afbraakprojecten waarbij afvalstromen in kaart werden gebracht, verlegden zij later hun aandacht ook naar het verzamelen en aanbieden van deze materialen voor een tweede leven. Daardoor bestaat de organisatie uit praktische profielen, theoretici die onderzoek doen naar duurzaamheid en tentoonstellingsmakers die dit alles aanschouwelijk weten om te zetten. Wat vooral opvalt is dat werknemers van verschillende strekkingen samen zitten, en de kruisbestuiving en interactie het bedrijf naar een hoger niveau tilt. De jury is deze innovatieve manier om een organisatie op te zetten opgevallen, en beschouwt het als een boeiende businessmodel innovatie.
Overtuigd van het ecologische, culturele en economische belang van hergebruik van álle bouwmaterialen, looft de jury toch in het bijzonder de inspanningen die worden gedaan voor materialen uit de naoorlogse architectuur. Rotor legde hiermee een grotendeels onbenutte markt bloot die ook nog andere spelers toelaat en er een duurzaam economisch model aan koppelde dat internationaal inzetbaar is en talrijke jobs kan creëren.
Ontmanteling van het BNP Paribas Fortis hoofdkantoor Brussel - Foto Rotor
Restauratie van het gebouw voor Civiele Bouwkunde (Val Benoits Spl) - Foto: Olivier Beart

Consistentie en gezond verstand. Zie daar het geheim van Rotor. Sinds 2005 concentreert dit Brusselse collectief zich op één zaak: het hergebruik van hoofdzakelijk bouwmaterialen. Vanuit elke hoek bekijken ze de zaak: theoretisch en esthetisch, maar ook politiek en cultureel. En vooral: praktisch.

In zijn werkbroek begroet Maarten Gielen mij. “Ik kom recht van een werf”. Samen met Tristan Boniver, Michaël Ghyoot en Lionel Devlieger richtte hij in 2005 het collectief Rotor op. Eerst doken ze in de industriële afvalbakken van Brusselse fabrieken en maakten er een database van zodat ook anderen al dat bruikbaar materiaal konden vinden. Ze ontdekten dat er ook schoonheid te vinden was en gebruikten mooi afval om hun boodschap “waarom weggooien wat eigenlijk perfect bruikbaar is?” kracht bij te zetten op tentoonstellingen in Duitsland en op de Architectuur Biennale van Venetië. Ze charmeerden niet alleen Miuccia Prada die hen uitnodigde om iets te doen met haar stock catwalks, maar ook Rem Koolhaas die hen inviteerde om door het archief van zijn bureau OMA te gaan. Ze werden curator van de Architectuur Triennale in Oslo en publiceerden een kritisch boek over duurzaamheid. Ze leverden studierapporten af, richtten gebouwen in en werden als adviseur ingeschakeld door overheden en bedrijven. Ze richtten de website opalis.be op waar aannemers en architecten een adressenlijst vinden met herbruikbaar bouwmateriaal. Bedachten nog een zeer toegankelijke expo in Luik n.a.v. de laatste designbiënnale Reciprocity. En zo’n twee jaar geleden lanceerden ze Rotor Deconstruction: een, zeg maar, afvalverwerkend bedrijf. Het verklaart de werkbroek van Maarten. En het verklaart waarom Rotor ondertussen 20 mensen in dienst heeft: de helft architecten, onderzoekers en ontwerpers, de andere helft arbeiders. En soms wordt de ene onderzoeker, en de andere arbeider.

In 2013 werd Rotor gecontacteerd door een groot kantoorvastgoedbedrijf dat jaarlijks enorme oppervlakten verbouwt. Het bedrijf wilde weten of Rotor iets kon doen met de materialen die vrijkwamen.

Maarten Gielen: “We maakten een inventaris van wat er in die gebouwen zat en begonnen mogelijke bestemmingen te zoeken. Omdat het bedrijf wilde dat wij budgetneutraal werkten, onderzochten we welke materialen genoeg waarde hadden om hun eigen demontage te financieren. Het waren er flink wat, zo bleek. Dat model hebben we behouden in Rotor Deconstruction. In het begin hadden we geen depot, en vervoerden we zaken rechtstreeks van afbraak- naar opbouwwerf. Nu hebben we een hybride model. Een groot deel van wat we verzetten passeert niet meer langs de depot. Dat is in volume en gewicht zeker het grootste deel. Het heeft geen zin om betondallen twee keer te verhuizen. Dan worden ze te duur. Maar aan de meest waardevolle stukken kan je waarde toevoegen door ze aan de juiste mens op het juiste moment in de juiste omstandigheden te verkopen.”

Het magazijn in Vilvoorde (detail) - Foto Rotor

Lego

Rotor Deconstruction is bijna hoofdzakelijk in kantoren aan het werk en dat is logisch, vindt Maarten: “In Brussel is de standaardpraktijk voor de betere kantoorgebouwen op het einde van een huurcontract meestal zo dat je de kantoorruimtes opnieuw casco achterlaat. Dat levert een enorme turnover aan materialen op. Ondertussen werken we ook voor de vijf grootste concurrenten van dat eerste vastgoedkantoor. Omdat het systeem werkt.”

Maarten vergelijkt een modern kantoorgebouw met een grote Lego. Er wordt aan systeembouw gedaan: een deur of muur wordt honderd keer herhaald. “Veel materialen zijn ontworpen om verplaatsbaar te zijn en moeten meerdere keren ingezet kunnen worden. Een droom voor hergebruik, want daarmee kunnen architecten meteen aan de slag. Maar door het ontbreken van een markt voor die materialen loopt het meestal systematisch fout.” “Omdat de operatoren ontbreken,” vult Lionel Devlieger aan. “De aannemerswereld is gericht op het leveren en plaatsen van materialen. Aannemers die enkel de verplaatsing doen van werf naar werf bestaan niet.” Rotor doet dit wel. “Het probleem is dat je drie types vaardigheden nodig hebt,” duidt Maarten nog. “Enerzijds een architect die de waarde en de bruikbaarheid van een component inschat. Anderzijds de aannemer die weet hoe de demontage praktisch kan verlopen en wat hiervan de kostprijs is. En tenslotte ook de expertise van een verhuisfirma. Veel schade aan materialen gebeurt nadat ze verwijderd zijn uit de gebouwen. Wat is bijvoorbeeld de juiste manier om een grote hoeveelheid glazen platen te vervoeren? Daar kruipt heel wat denkwerk in. Er is dus de verhuisfirma, de aannemer en de architect, maar er zijn weinig bedrijven die de kennis van de drie samen combineren. Dit is onze metier. Wij nemen zo’n zes à zeven keer per week een inventaris van een gebouw. Voor ons is het nuttig om daarvoor dan een app te ontwikkelen die dat sneller en efficiënter doet. Daarin worden foto’s, afmetingen en opbouwinstructies opgeladen, krijgt alles een barcode en kan het vertrekken. Andere aannemers of architectenbureaus ontwikkelen dat niet voor één werf.”

Veel concurrentie heeft Rotor niet. Enkel voor de meer rustieke en nobele bouwmaterialen is die er wel. Parket, marmer of schouwen bijvoorbeeld worden gebracht naar handelaars die hierin gespecialiseerd zijn.

Uit de sloop geredde deuren - Foto Rotor

Klinken in plastic zakje

Afbreken is één, maar opbouwen en klanten vinden is de andere kant van het Rotor Deconstruction verhaal.

“Enerzijds heb je te maken met bijna antiek, heel klein in volume, maar heel hoog in waarde, zoals lampjes van Jules Wabbes, kapstokken, chique kantoormeubilair… Dat verkopen we via onze eigen website, of soms zelfs via veilinghuizen. Anderzijds heb je grote volumes van materialen met een eerder lage waarde. Zo voeren we gebruikte plankenvloeren van de Muntschouwburg af naar een winkel met ecologische bouwmaterialen. Daar staan ze in de rekken tussen andere werfplaten en worden ze door aannemers gekocht om ramen tijdelijk af te sluiten, een vloer te beschermen of als bekisting voor een betonnen balkje of zo. Klein beslag zoals klinken van deuren en kastjes poetsen we op, steken we in een plastic zakje en daar plakken we een barcode op. Die hangen hier in Brussel in materialenwinkels naast nieuwe producten, aan een iets betere prijs. Een product is ook een hele dienstverlening. Als je dertig kilometer moet omrijden voor een klink, dan doe je het niet, maar als je de keuze zo dichtbij hebt, dan werkt dat wel. Er zijn uiteenlopende motiveringen bij klanten. Soms is het puur economisch, maar even goed kan een ecologische overtuiging de doorslag geven, of de erfgoed- of culturele waarde.”

Ditto, een kwaliteitslabel van Rotor voor uit de sloop gered beslag - Foto Rotor
Ditto, een kwaliteitslabel van Rotor voor uit de sloop gered beslag - Foto Rotor

Design & build

“Wij blijven een ontwerpbureau en vinden ook dat aspect erg belangrijk. We bouwden bijvoorbeeld de Parodi boekenwinkel in Brussel met materiaal uit verschillende gebouwen in Brussel en Gent. En in 2018 zullen we de nieuwe kantoren van de Sociale huisvestingsmaatschappij De Zonnige Kempen inrichten. Opmerkelijk is dat we werken volgens het design&build principe: we zijn én ontwerper én bouwer, een veelbelovend principe in de context van hergebruik. Binnen het geijkte stramien van een overheidsopdracht bijvoorbeeld wordt eerst een ontwerper aangesteld, die materialen kiest en een bestek opmaakt. Vervolgens maken meerdere aannemers een offerte en wordt de meest voordelige gekozen. Wij vinden het echter veel interessanter om ontwerp én bouw in één offerte te laten meedingen. Voor kantoorgebouwen zouden we dan kunnen zeggen: dat materiaal hebben we, we kennen een aannemer die met dat materiaal kan werken en wij stellen een inrichting voor. Dan krijg je de beste prijs/kwaliteit verhouding.”

Dat een simpele prijsvraag soms volstaat, merkte Rotor toen UGent hen vroeg om mee na te denken over een nieuwe bestemming voor de boekenrekken uit de Boekentoren die door Robbrecht & Daem gerenoveerd wordt. “In de eerste plaats vroegen ze of we niet geïnteresseerd waren in een deel van de rekken. Maar die rekken werden samen met het gebouw geplaatst. Het is zelfs zo dat het ritme van de kolommen van het gebouw aangepast is aan de standaardmaten van die rekken en niet andersom. Het probleem was dat die rekken voor de verbouwing moesten verwijderd worden. Een klassieke aannemer zou serieus doorrekenen om de rekken te demonteren, te stockeren en weer aan te leveren, precies omdat hij niet meteen een oplossing weet. In de eerste besparingsronde wordt dan logischerwijze afgezien van deze piste en worden er gewoon nieuwe besteld. Wij stelden voor om een aparte prijsvraag te maken voor de rekken. Onze prijs van zorgvuldige ontmanteling, inventarisatie, demontage, stockage en montage werd vergeleken met een offerte voor nieuwe rekken. En wat bleek? De bestaande rekken hergebruiken was concurrentieel tegenover de aankoop van nieuwe rekken. Een deel van de recentere boekenrekken uit de toren zijn wel verkocht en in heel wat woonkamers terecht gekomen.

Een heel ander soort erfgoed kwam Rotor tegen in Wallonië. Maarten: “In Luik hebben we een universiteitsgebouw ontmanteld waar duizenden vierkante meters keramische tegels lagen, per kamer telkens volgens een ander patroon geschikt. Een derde kon gered worden. Dat zijn we nu aan het reinigen volgens een eigen ontwikkelde methode. De tegels zijn in perfecte staat en kunnen aan een heel redelijke prijs worden verkocht.

En dan wil Lionel het toch nog even hebben over een van de belangrijkste argumenten voor hergebruik van bouwmaterialen: de embodied energy. “Die tegels werden in de jaren dertig geproduceerd bij Cerabel (Henegouwen), in ovens met extreem hoge temperaturen waarbij veel CO2 is vrijgekomen. Voor ons dragen die tegels CO2 in zich. Wanneer wij die tegels hergebruiken, sparen wij al die CO2 uit die niet meer opnieuw vrijgemaakt moet worden voor een nieuwe vloer. Die tegels zijn nog perfect en lang niet afgeschreven, ook al zou een econoom dat natuurlijk wél al lang zo omschreven hebben.”

Parodi boekenwinkel, ingericht door Rotor - Foto Rotor
Ontmanteling van een plafond in het hoofdkantoor BNP Paribas Fortis in Brussel - Foto Rotor